In gesprek met econoom Lans Bovenberg
Gepubliceerd op 2021-12-22
Rentmeesters van Gods schepping
VOOR LANS BOVENBERG (63) GAAT ECONOMIE OVER MEER DAN GELD. HIJ ZIET HET ALS EEN SYNONIEM VOOR BESTUUR, EEN VORM VAN RENTMEESTERSCHAP.
De Starbucks is dicht en de verwarming staat niet al te hoog op station Breda, maar dat heeft geen gevolgen voor de inhoud van het gesprek. De secretaresse van Lans Bovenberg belde nog of het gesprek niet wat eerder kon. ‘Dan hebben we genoeg tijd.’ Het blijkt hard nodig te zijn, want de gerespecteerde econoom heeft veel te vertellen. Lans Bovenberg is opgeroeid in Oosterbeek bij Arnhem, als enig kind. Hij studeerde in Rotterdam en vertrok daarna naar de Verenigde Staten. ‘Toen ik op Schiphol stond had ik twee dingen bij me. Een koffer en een fiets. Mijn vader zei: “Je gaat met een fiets en komt terug met een meisje.” Dat bleken profetische woorden. Mijn vrouw en ik zijn inmiddels zevenendertig jaar getrouwd en we hebben twee kinderen.’ Bovenberg is lid van een Rafaëlgemeente – een denominatie van de pinkstergemeenten – in Breda.
In de Verenigde Staten studeerde hij in Californië en ging daarna aan de slag bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in Washington. Een mooie loopbaan volgde, met verschillende functies op het grensvlak van economie en beleid. Bovenberg werkte bij het Ministerie van Economische Zaken en het Centraal Planbureau. Ondertussen deed hij onderzoek naar de economie van de overheid, belastingen en milieu. In 2003 won hij een prijs voor zijn onderzoek: de Spinozaprijs. Daarna richtte hij Netspar op, een onderzoeksinstituut dat onder andere onderzoek doet naar pensioenen en vergrijzing. Vanaf 2015 is hij eveneens betrokken bij het innoveren van het vak economie op de middelbare school. Inmiddels ligt er een mooie methode voor het voortgezet onderwijs met de titel Mens & economie.
Zijn huidige werkzaamheden zijn gestoeld op drie pijlers: pensioen, onderwijs en het onderzoek naar een mensgerichte economie.
Waarin verschilt uw visie op de economie van het meer klassieke denken over economie?
‘Eigenlijk op twee punten: het mensbeeld en hoe je naar de economie als geheel kijkt. In de economie redeneert men van oudsher vanuit de idee van de homo economicus. In dat beeld is de mens een wezen dat rationeel is en verstandige keuzes maakt. Het belangrijkste motief van deze mens is eigenbelang. Iedereen gaat voor zijn eigen belang en op die manier worden ieders belangen ingewilligd. Dit model ontvangt steeds meer kritiek. In mijn onderzoek redeneer ik vanuit de idee dat de mens een relationeel wezen is. Mensen weten niet alles zelf, maar zijn aangewezen op vertrouwen in anderen. Daarnaast oriënteer ik mij in mijn onderzoek op waarden. Geld en eigenbelang zijn bijvoorbeeld belangrijke waarden voor mensen, maar niet de enige. Mensen vinden ook rechtvaardigheid belangrijk. Ze willen ook bij een groep horen, geliefd zijn en liefhebben.’ ‘Ook de economie beschouw ik anders. In het klassieke denken gaat men uit van schaarste als beginpunt van de economie. Voor mij is het iets anders: wederkerigheid of samenwerking. Het begin van de economie, samenwerking, is eigenlijk een wonder. Het woord economie komt uit het Grieks en betekent zoveel als ‘bestuur van een huishouden’.
Een huishouden is eigenlijk een samenwerkingsverband. Daarom spreken we ook van ‘bedrijfs- of staatshuishouding’. Economie gaat dus over het besturen van een huishouding vanuit samenwerking.’
Hoe heeft u deze uitgangspunten verwerkt in uw onderzoek?
‘Een samenwerkingsverband bestaat mijns inziens uit drie principes, die ik gevat heb in drie formules.
1. 1+1 =3
Het geheel is meer dan de som van de delen. Mensen kunnen meer produceren als ze samenwerken. Er ontstaat zelfs meer waarde als mensen hun kennis en ervaring delen. Eigenlijk is dit
een vorm van genade: we ontvangen meer dan waar we recht op hebben.’ ‘De tweede formule heeft te maken met diversiteit. Dit is eigenlijk een natuurkundig principe.
2. - = +
Min is plus. Vanuit de natuurkunde weten we dat tegenpolen elkaar aantrekken. Dat is ook zo in de economie. Diversiteit is een kans, omdat je juist door verschillende specialisaties te combineren tot een beter resultaat komt. Verschil is daarom geen bedreiging, maar een mogelijkheid.’
‘De derde formule houdt verband met de tweede en heeft ook te maken met diversiteit. 3. / = x
Delen is vermenigvuldigen. Als mensen inderdaad specialiseren, wordt vertrouwen heel belangrijk. Doordat we namelijk heel goed zijn in één klein ding, zijn we meer afhankelijk van anderen.
Daarvoor moeten we wel vertrouwen hebben dat we meeprofiteren van de winst van de samenwerking. Om dat te bewerkstelligen is vaak een leider nodig, een manager. Die moet de verschillende delen, werknemers bijvoorbeeld, het vertrouwen geven dat ze veilig zijn en de samenwerking slaagt.’ Bovenberg denkt even na. ‘Deze principes zitten heel diep in de schepping. Mensen zijn afhankelijk van elkaar, als een lichaam. De schepping is ook een vorm van economie, van een huishouden. Ik denk dat mensen als rentmeesters geroepen zijn om Gods huishouden te besturen.’
Hoe kunnen ondernemers deze – toch redelijk abstracte – theorie vertalen naar de praktijk?
‘Mensen hebben verschillende waarden, verschillende dingen die ze belangrijk vinden. Als werkgever moet je al die verschillende waarden aanspreken, wil je je werknemers kunnen motiveren. In de samenleving wordt het meest de nadruk gelegd op geld verdienen en goede secundaire arbeidsvoorwaarden. Dat zijn echter niet de enige dingen waarmee je personeel kunt motiveren. Het is
voor mensen daarnaast belangrijk om gewaardeerd te worden. Mensen willen geliefd zijn en in een veilige omgeving werken. Het is belangrijk om daar als werkgever oog voor te hebben. Ten derde willen mensen graag van betekenis zijn. Vaak werkt het motiverend als mensen zich naast voor het bedrijf, ook voor een hoger doel in kunnen zetten, bijvoorbeeld voor kwetsbare mensen of voor het milieu. Als je als werkgever al deze drie waarden aan weet te spreken, lukt het je ook om je personeel te motiveren.
Deze praktische handvatten volgen uit het onderzoek naar een mensgerichte economie.’
We leven in een verwarrend tijdperk. Corona zorgt ervoor dat veel vertrouwde structuren omvallen en de pandemie lijkt ook grote gevolgen te hebben voor de economie. Wat zijn volgens u de grootste uitdagingen voor ondernemers in het post-coronatijdperk?
‘Mijns inziens zijn er drie grote uitdagingen die ons te wachten staan. De eerste is de klimaatcrisis. In de economie als huishouden is de natuur momenteel een zwakke schakel. De keten is zo sterk als de zwakste schakel en het is zorgelijk hoe het er met de natuur voorstaat. Veranderende klimatologische omstandigheden beïnvloeden de economie. De tweede uitdaging heeft te maken met inclusiviteit. De samenleving en ook het arbeidsveld wordt steeds complexer. Daarbij ontstaat er een steeds grotere kloof tussen praktisch en theoretisch opgeleiden. Een vraag die we moeten beantwoorden is hoe we daarmee omgaan. Hoe zorgen we dat iedereen meekomt in de economie van morgen? De derde uitdaging is dat de geestelijke druk op mensen, vooral ook op jonge vrouwen, sterk toeneemt. Steeds meer mensen raken burn-out. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze druk minder wordt?
Werkgevers hebben steeds meer een pastorale functie. Vroeger ging men naar de dominee of de pastoor met moeilijke dingen, nu komen ook deze vragen steeds vaker op het bordje van de werkgever. Dat vraagt om oog te hebben voor de mens als geheel.’
Hebben christenen een grotere verantwoordelijkheid in het praktiseren van een mensgerichte economie?
‘Ik denk het wel. Om het in economische termen te zeggen: christenen hebben een groter kapitaal, zij weten dat ze een goede God als Vader hebben. Dus dragen ze ook een grotere verantwoordelijkheid.
We zijn geroepen om het licht van de wereld te zijn, dat geldt ook voor het arbeidsveld. Daar is ook een rol weggelegd voor vakbonden. Die moeten menselijk talent koesteren en beschermen en als een helper zijn voor mensen.’